Versterkend voorvoegsel + bijvoeglijk naamwoord (5)
Horen en zien

B. Vul aan met de bijvoeglijke naamwoorden van de vorige oefening.

1. Hoe was het in Spanje?
Het was een heerlijke vakantie. Ons hotel was (helemaal nieuw), de mensen waren zeer vriendelijk en het weer was prachtig. Wat wil je nog meer?
2. Ik begrijp niets van die vliegtuigtarieven.
Hoezo? Ze staan duidelijk aangegeven. Alles is toch (erg klaar).
Dat wel, maar sommige vluchten zijn (heel duur) en andere zijn (heel goedkoop) terwijl het toch om hetzelfde traject gaat. Daar begrijp ik niets van.
3. Ik weet niet of je India wel een arm land kan noemen. Er zijn heel veel rijke inwoners.
Ja, maar dat is juist het probleem. In veel ontwikkelingslanden zijn enkele mensen (erg rijk) terwijl de meerderheid van de bevolking (erg arm) is.
4. Eindelijk hebben we rustig weer met weinig wind. Tjonge, vorige week vrijdag!
Ja, wat een wind! Ik was aan de kust en daar waren er windstoten van 200km/u. Op zee waren de golven (heel hoog).
5. Het was een rare wedstrijd gisteren. De match werd driemaal stopgezet.
Driemaal?
Ja, ��nmaal omwille van een stevige hagelbui die het veld (enorm glad) maakte. Een tweede maal omdat enkele rookbommen een deel van het veld bijna onzichtbaar maakten en tenslotte omdat een man (helemaal naakt) het veld oprende. Nu, die werd er wel (heel snel) weer afgehaald.
6. Het is moeilijk te geloven dat je tante de negentig voorbij is. Ze oogt veel jonger. Zoals ze loopt... (helemaal recht)!
Da's waar en ze is ook nooit ziek. Ze is echt (heel sterk)


Terug