Uitdrukkingen: lichaamsdelen (1)

Vul de zinnen aan.

Klik op een woord uit de lijst en klik daarna op het invulveld van de zin waar je het wil plaatsen.
(Click on a word in the list and click again on the place in the text where you want to put it.)
De betekenis van elke uitdrukking wordt tussen haakjes gegeven.
(The meaning of each idiom is given in brackets.)

been benen haar haren hand handen hart harten heup heupen hiel hielen hoofd hoofden kop koppen lip lippen mond monden neus neuzen oog ogen oor oren scheen schenen tand tanden tong tongen vel vinger vingers voet voeten

  1. Daar haalt hij zijn voor op.
    (Hij vindt zich te goed om dat te doen.)
  2. Ik heb vannacht geen dichtgedaan.
    (Ik heb vannacht zo goed als niet kunnen slapen.)
  3. Ik stond daar met mijn vol .
    (Ik wist niet wat te zeggen, hoe ik moest reageren.)
  4. We hingen aan haar .
    (We luisterden gefascineerd naar haar.)
  5. Ze zit met de in het .
    (Ze weet niet wat gedaan. Ze ziet geen enkele oplossing.)
  6. Breek er je niet over!
    (Pieker er niet te veel over! - i.v.m. oplossing voor een probleem)
  7. Je kunt het hele jaar door griep krijgen, maar de ziekte steekt vooral de op in de herfst en de winter.
    (Ze duikt vooral op in de herfst en de winter.)
  8. Ik ben één en al .
    (Spreek maar, je hebt mijn volle aandacht.)
  9. Ze hebben overal een in de pap.
    (Ze hebben veel invloed en nemen overal mee de beslissingen.)
  10. Helaas treden veel bestuurders de verkeersregels met de .
    (Ze houden er zich niet aan - i.v.m. reglementen, wetten, regels)
  11. De achtervolgers zitten hem op de . De voorsprong bedraagt nog maar 30 seconden.
    (De achtervolgers komen erg dichtbij.)
  12. Iedereen heeft al geprobeerd hem op andere gedachten te brengen, maar voorlopig houdt hij het stijf.
    (Hij weigert halsstarrig zijn mening, houding of beslissing te veranderen.)
  13. Je doet er goed aan haar niet tegen de te schoppen.
    (Kwaad maken door hard tegen haar tekeer te gaan.)
  14. Ik krijg het op mijn van dat gezeur.
    (Dat irriteert me.)
  15. Zwijg daar over! Als je erover begint springt hij zeker uit zijn .
    (Maakt hij zich erg kwaad.)
  16. Marlies heeft het op de . Je zal wel horen wat ze ervan vindt.
    (Marlies zegt alles wat ze denkt.)