De ontkenning met geen en niet (Negation with 'geen' and 'niet' / La négation avec 'geen' et 'niet')

De ontkenning wordt meestal gevormd met de woorden niet of geen.
Het gebruik komt volledig overeen met de Duitse woorden nicht en kein.

Geen wordt gebruikt voor onbepaalde zelfstandige naamwoorden.
(met het onbepaald lidwoord een of zonder lidwoord)
Ik heb een fiets.(onbepaald lidwoord)
Ik heb geld. (géén lidwoord)
→ Ik heb geen fiets.
→ Ik heb geen geld
! Geen staat vóór het zelfstandig naamwoord.

Niet wordt in de andere gevallen gebruikt.
Ik lees de krant.(bepaald zelfstandig naamwoord)
Ik zie hem. (persoonlijk voornaamwoord)
Ik kom. (werkwoord)
Hij is groot. (bijvoeglijk naamwoord)
→ Ik lees de krant niet.
→ Ik zie hem niet.
→ Ik kom niet.
→ Hij is niet groot.
! Niet staat op het einde van de zin. Ik zeg het hem nu niet.
! Maar wel vóór
de infinitief Ik kan niet komen.
het voltooid deelwoord Ik ben niet gekomen.
de voorzetsels (voorzetselvoorwerpen) Ik ga niet met de auto.
de bijvoeglijke naamwoorden (die alleen staan)
en de bijwoorden
Hij is niet rijk.
Hij is niet snel gekomen.
! In bijzinnen staat niet vóór het werkwoord. Als je dat niet wil (= bijzin), zeg ik het niet (= hoofdzin).