De familie (basiswoordenschat)

Over welke familieleden gaat het?
Klik op de letters in de juiste volgorde.

  1. Hij is de zoon van mijn zoon.


  2. Hij is de vader van mijn moeder.


  3. Hij is de man van mijn moeder.


  4. Hij is de zoon van mijn vader.


  5. Ze zijn de kinderen van mijn dochter.


  6. Ze is de dochter van mijn vrouw.


  7. Hij is de vader van mijn kinderen.


  8. Ze is de moeder van mijn moeder.


  9. Ze is de moeder van mijn dochter.


  10. Ze is de dochter van mijn ouders.


Translate? Traduire? Traducir?